Een kristal is een lichaam in vaste toestand dat een speciale structuur heeft. De elementen waaruit het bestaat zijn niet willekeurig gerangschikt zonder herkenbaar patroon, maar volgen een duidelijk en regelmatig patroon. De kristalstructuur is dus wat van een kristal een kristal maakt. Voorbeelden van bekende kristallen zijn suiker en zout, maar ook waardevolle mineralen die als edelsteen of edelsteen in sieraden worden gebruikt. De term kristal vindt zijn oorsprong in het Grieks, waar het ijs, vorst betekent. In principe kunnen twee soorten kristallen worden onderscheiden: Idiomorfe kristallen en xenomorfe kristallen. Idiomorfe kristallen vormen hun eigen, onaangetaste vorm, terwijl xenomorfe kristallen hun groei laten beïnvloeden door vreemde interfaces. In het geval van idiomorfe kristallen, die vrij kunnen groeien, kunnen uit de uiterlijke vorm conclusies worden getrokken over de kristalstructuur. Dit kan bijvoorbeeld worden waargenomen in kubusvormige kristallen van de natriumchloridegroep, zoals gewoon zout of haliet. Natuurlijk zijn er ook afwijkingen van de ideale vorm in dergelijke natuurlijk groeiende kristallen. Kristallen staan bekend als edelstenen in de meest uiteenlopende verschijningsvormen. De verschillende gekleurde varianten van kwarts bijvoorbeeld, zijn populaire edelstenen en ook de diamant behoort tot de kristallen, omdat het de kristallijne vorm van koolstof is.
